Oefenvormen - 'Chaos-pingel-spel'
Organisatie:
|
Zet een veldje uit van 15 x 10 meter.
|
|
Drie doelen (gemaakt van twee pilonnen) staan in een lijn opgesteld met een tussenruimte van minimaal vier meter. De doelen zijn een meter breed.
|
|
Een bal ligt klaar, evenals vier reserveballen
|
|
Bij een spelersaantal van zes speelt men met een wissel bij elke partij, bijvoorbeeldvolgens het principe van de applauswissel
|
Materiaal:
12 pilonnen, 6 markeringshoedjes, 2 hesjes en 5 ballen zijn nodig om het spel met 4 kinderen te kunnen spelen
Spelverloop:
Er zijn twee tweetallen. Van elk tweetal verdedigt een speler het doel, terwijl de andere speler probeert te scoren bij het andere tweetal aan de overkant.
Voorbeeld:
De trainer vormt met een speler een tweetal en speelt het spel mee. Hij legt de regels uit.
Spelregels en regelingen:
|
Ieder tweetal spreekt met elkaar af wie het doel verdedigt en wie aanvalt. Als er een doelpunt is gescoord, wordt er binnen beide tweetallen van taak gewisseld.
|
|
Start met de bal vanuit het midden. Je mag bij het andere tweetal scoren.
|
|
De bal wordt uitgenomen bij het doel waar gescoord is. Dit gebeurt door het tweetal waar tegen is gescoord.
|
|
Speelt een speler de bal buiten het veld, dan haalt hij zelf de bal. De bal wordt weer in het spel gebracht door een speler van de andere partij.
|
Variaties
|
Vergroot het speelveld als er te weinig vrije ruimte is om in te dribbelen.
|
|
Wanneer er veel wordt gescoord, kan er een doel worden weggehaald bij een of beide partijen.
|
Leermomenten
Voor de pingelaar (tweetal in balbezit):
|
De bal binnen speelbereik houden op weg naar het doel
|
|
Kijken of een doel niet wordt afgedekt, zodat er kan worden gescoord
|
|
Als een tegenspeler dichtbij komt, tussen de bal en de tegenspeler blijven (afschermen van de bal)
|
|
Wegdribbelen in de vrije ruimte om snelheid voor een nieuwe aanval op te bouwen (mogelijk op het andere doel).
|
Voor de verdediger (tweetal niet in balbezit):
|
Tussen het eigen doel en de pingelaar blijven. Dek het doel zo goed mogelijk af.
|
|
De doorgang van een pingelaar afsluiten en de bal afpakken.
|
Aanvulling
Met een oneven aantal spelers, bijvoorbeeld vijf, is een speler wachter en gaat de applauswissel in werking treden. De speler die dan heeft gescoord, wisselt dan met de speler aan de kant. Een voordeel van deze wisselmethode is dat de teams steeds wisselen van samenstelling.